Leerlijnen kunstzinnige oriëntatie
Het SLO heeft leerlijnen ontwikkeld voor verschillende
vakken, zo ook voor het vak kunstzinnige oriëntatie waar beeldend onderwijs
onder valt. Bij het ontwikkelen van deze leerlijnen is er rekening gehouden met
de samenhang, vormgeving, kwaliteit en effectiviteit van de verschillende
leerinhouden. De leerlijnen zijn voor de leerkrachten in het basisonderwijs een
houvast omdat de leerkracht op deze manier weet wat er allemaal aan bod moet
komen en waar aandacht aan besteed moet worden. Voorafgaan aan de leerlijn, die
bij kunstzinnige oriëntatie hoort, zijn er verschillende kerndoelen
geformuleerd.
Kerndoel 54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
Kerndoel 55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
Kerndoel 56: De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed (SLO, 2006).
Leerlijnen in de lessenserie
In de gegeven lessenserie zijn aspecten van de leerlijn voor kunstzinnige oriëntatie terug te vinden. In deze lessenserie is niet alleen het gebied beeldende vorming behandeld maar bijvoorbeeld ook muziek en drama. Daarom zijn hier niet alleen tussendoelen te vinden op het gebied van beeldende vorming.
Van kerndoel 54 zijn de volgende aspecten terug te vinden in de lessenserie.
à beeldende vorming:
* De stijl van een kunstenaar. Dit doel stond vooral centraal bij de 1e les in de lessenserie. De leerlingen kregen een beeld van wie Keith Haring precies was en wat voor soort kunst hij ontwierp. Keith Haring werd geïntroduceerd. De daaropvolgende lessen werd elke opdracht ook gekoppeld aan Keith Haring, beeldende vorming kwam vooral naar voren in les 1 en les 3.
à muziek
* zingen; muziek afkomstig uit de eigen maar ook uit andere culturen, taalgebieden en muzikale stijlen. Dit doel is vooral terug te vinden in les 4. De leerlingen gingen in deze les het liedje ‘Vader Jacob’ in verschillende talen zingen. Ze begonnen in groepjes de tekst te leren, het samen te zingen en het liedje te koppelen aan kunstwerken van Keith Haring, zodat hij er als kunstenaar bij betrokken werd. De volgende landen worden gebruikt; Nederland, Italië, Engeland en Duitsland.
* Aandacht voor articulatie . De leerlingen gaan een nummer zingen in andere taal, het is hierbij belangrijk dat de uitspraak goed is. Ze luisteren goed en spreken de taal uit met behulp van controle via de computer. Het is een kort liedje die ze snel uit hun hoofd kennen, vervolgens gingen ze dus aan de slag juiste uitspraak en articulatie.
à taal en spel
* bewust hanteren van spel-elementen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en samenspel. De leerlingen gaan een eigen toneelstukje bedenken in groepjes. Voordat ze gaan spelen moeten ze weten over wie het gaat, waar het zich afspeelt, wat belangrijk is, wanneer het zich afspeelt en waarom.
Ook is samenspel bij deze opdracht erg belangrijk. De leerlingen zitten in groepjes en krijgen mee dat iedereen een rol moet hebben in hun stuk, welke rol dat mag zijn ze vrij in. Ze zullen dus samen moeten werken en vervolgens samen spelen.
* Voordracht, de kinderen brengen een bestaande tekst tot leven met intonatie, gebaren, houding en mimiek. Als introductie van de opdracht dat de leerlingen zelf een stuk moeten verzinnen en uitvoeren doen de leerlingen een warming-up.
De leerkracht leest hierbij een stukje tekst voor waar de leerlingen zich op gaan bewegen. Ze doen dit door gebaren te gebruiken, de juiste gezichten te trekken bij bepaalde reacties en houding/beweging. De uitgebreide beschrijving van deze opdracht is te vinden in les 4.
Van leerlijn 55 is het volgende aspect terug te vinden in de lessenserie:
à reflecteren
* bespreking van eigen werk in relatie tot dat van kunstenaars. De leerlingen stellen zichzelf bij elke les vragen over het werk van Keith Haring in combinatie met hun eigen werk. Waarom doen ze deze opdracht, wat heeft het met Keith Haring te maken en wat zijn de overeenkomsten en verschillen in vergelijking met het werk van de kunstenaar.
De laatste leerlijn is leerlijn 56. Ook deze komt terug in de lessenserie op de volgende gebieden:
à kunstzinnige disciplines
* stijlkenmerken. De leerlingen leren deze lessenserie wat voor kunst Keith Haring maakte en wat zijn stijl was, wat hem hier toe bewoog en waarom hij bepaalde keuzes heeft gemaakt. In de eindopdracht moet he ook aan bepaalde kenmerken van zijn stijl voldoen. Dit is het belangrijkste doel wat in deze lessenserie naar voren komt en waar het eigenlijk allemaal omdraait.
Kerndoel 54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
Kerndoel 55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
Kerndoel 56: De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed (SLO, 2006).
Leerlijnen in de lessenserie
In de gegeven lessenserie zijn aspecten van de leerlijn voor kunstzinnige oriëntatie terug te vinden. In deze lessenserie is niet alleen het gebied beeldende vorming behandeld maar bijvoorbeeld ook muziek en drama. Daarom zijn hier niet alleen tussendoelen te vinden op het gebied van beeldende vorming.
Van kerndoel 54 zijn de volgende aspecten terug te vinden in de lessenserie.
à beeldende vorming:
* De stijl van een kunstenaar. Dit doel stond vooral centraal bij de 1e les in de lessenserie. De leerlingen kregen een beeld van wie Keith Haring precies was en wat voor soort kunst hij ontwierp. Keith Haring werd geïntroduceerd. De daaropvolgende lessen werd elke opdracht ook gekoppeld aan Keith Haring, beeldende vorming kwam vooral naar voren in les 1 en les 3.
à muziek
* zingen; muziek afkomstig uit de eigen maar ook uit andere culturen, taalgebieden en muzikale stijlen. Dit doel is vooral terug te vinden in les 4. De leerlingen gingen in deze les het liedje ‘Vader Jacob’ in verschillende talen zingen. Ze begonnen in groepjes de tekst te leren, het samen te zingen en het liedje te koppelen aan kunstwerken van Keith Haring, zodat hij er als kunstenaar bij betrokken werd. De volgende landen worden gebruikt; Nederland, Italië, Engeland en Duitsland.
* Aandacht voor articulatie . De leerlingen gaan een nummer zingen in andere taal, het is hierbij belangrijk dat de uitspraak goed is. Ze luisteren goed en spreken de taal uit met behulp van controle via de computer. Het is een kort liedje die ze snel uit hun hoofd kennen, vervolgens gingen ze dus aan de slag juiste uitspraak en articulatie.
à taal en spel
* bewust hanteren van spel-elementen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en samenspel. De leerlingen gaan een eigen toneelstukje bedenken in groepjes. Voordat ze gaan spelen moeten ze weten over wie het gaat, waar het zich afspeelt, wat belangrijk is, wanneer het zich afspeelt en waarom.
Ook is samenspel bij deze opdracht erg belangrijk. De leerlingen zitten in groepjes en krijgen mee dat iedereen een rol moet hebben in hun stuk, welke rol dat mag zijn ze vrij in. Ze zullen dus samen moeten werken en vervolgens samen spelen.
* Voordracht, de kinderen brengen een bestaande tekst tot leven met intonatie, gebaren, houding en mimiek. Als introductie van de opdracht dat de leerlingen zelf een stuk moeten verzinnen en uitvoeren doen de leerlingen een warming-up.
De leerkracht leest hierbij een stukje tekst voor waar de leerlingen zich op gaan bewegen. Ze doen dit door gebaren te gebruiken, de juiste gezichten te trekken bij bepaalde reacties en houding/beweging. De uitgebreide beschrijving van deze opdracht is te vinden in les 4.
Van leerlijn 55 is het volgende aspect terug te vinden in de lessenserie:
à reflecteren
* bespreking van eigen werk in relatie tot dat van kunstenaars. De leerlingen stellen zichzelf bij elke les vragen over het werk van Keith Haring in combinatie met hun eigen werk. Waarom doen ze deze opdracht, wat heeft het met Keith Haring te maken en wat zijn de overeenkomsten en verschillen in vergelijking met het werk van de kunstenaar.
De laatste leerlijn is leerlijn 56. Ook deze komt terug in de lessenserie op de volgende gebieden:
à kunstzinnige disciplines
* stijlkenmerken. De leerlingen leren deze lessenserie wat voor kunst Keith Haring maakte en wat zijn stijl was, wat hem hier toe bewoog en waarom hij bepaalde keuzes heeft gemaakt. In de eindopdracht moet he ook aan bepaalde kenmerken van zijn stijl voldoen. Dit is het belangrijkste doel wat in deze lessenserie naar voren komt en waar het eigenlijk allemaal omdraait.